WAGENINGEN / LANDGRAAF – Genoeg poelen op regelmatige afstand van elkaar zijn van levensbelang voor veel soorten amfibieën. Zowel in Noord- als in Zuid-Limburg zet Staatsbosbeheer in op het aanleggen en onderhoud ervan. Hard nodig, want als er niets gebeurt verliezen de poelen hun belangrijke functie. En bij actief beheer dient het succes zich aan, zoals de toename van de zeldzame geelbuikvuurpad.
De poelen variëren in grootte van enkele tot tientallen meters doorsnee. Soms zijn ze spontaan ontstaan door water dat van hellingen stroomt en zich in het diepste punt verzamelt. Vaker zijn ze door mensen aangelegd. Vroeger als drinkplekken voor vee, tegenwoordig vanwege hun belangrijke functie in ecosystemen of als waterbekkens.
In Noord-Limburg heeft boswachter Dennis Jilisen de afgelopen tijd de poelen in het Molenbeekdal geïnventariseerd. De achttien poelen die daar liggen, waren allemaal slecht onderhouden. “Omdat er geen geld voor was, is er zo’n twintig jaar niks mee gedaan”, vertelt Dennis. Het gevolg is dat de poelen nauwelijks zichtbaar zijn vanwege de hoge bomen die eromheen groeien. Door die bomen komt er weinig zonlicht en juist veel bladval in het water. Dit leidt uiteindelijk tot te weinig zuurstof, waardoor er geen waterplanten meer groeien en amfibieën en insecten er niet meer kunnen leven.
Dennis laat een poel in de Elsbeemden bij Sevenum zien. “Dit is een van de poelen die we hebben opgeknapt. Hier hebben we driekwart van de bomen en struiken verwijderd. Bij andere poelen is het ook vaak nodig de oevers aan te pakken. Vooral aan de noordoostzijde moet hij wat vlakker aflopen. Daar schijnt de zon het meest op dus dat is een ideale plek voor amfibieën om te zonnen. En het ondiepere water aan deze kant geeft goede voortplantingsmogelijkheden.”
In Zuid-Limburg is al duidelijk resultaat te zien van het poelenbeheer in het hellingbos en kalkgrasland in het Gerendal bij Schin op Geul en het Savelsbos bij Cadier en Keer. Boswachter Stephan Huijgens vertelt dat ze hier ook al tientallen jaren aan werken. “In Zuid-Limburg hebben we heel veel Natura 2000-gebied. Dat houdt onder meer in dat we ervoor moeten zorgen dat we de zeldzame planten en dieren die hier voorkomen, beschermen.”
De geelbuikvuurpad stond in de jaren tachtig op het randje van uitsterven in Zuid-Limburg. Nu gaat het weer wat beter (Bron: Staatsbosbeheer)
Een van de dieren die hier aan de rand van uitsterven stonden, is de geelbuikvuurpad. “Een prachtig felgekleurd padje dat in Nederland verder nergens voorkomt. Hij houdt van warmte, Zuid-Limburg is het noord-westelijkste puntje van zijn leefgebied. Eind van de jaren tachtig waren er nog slechts enkele tientallen.” Stephan vertelt dat de geelbuikvuurpad een pioniersoort is. “Dit houdt in dat hij, om zich voort te planten, water nodig heeft waar zo min mogelijk ander leven in zit. Vooral de larven van de geelbuikvuurpad hebben nogal wat vijanden. Ze zijn niet alleen prooi voor vogels en andere kikkers, padden en salamanders, maar ook voor insecten als de geelgerande waterkevers en libellen.” Een vennetje of een grotere poel is daarom niks voor de geelbuikvuurpad. “Een van de laatste plekken waar ze eind jaren tachtig zaten, waren volgelopen karrensporen en poeltjes bij een oude mergelgroeve.”
Sinds 2018 is er subsidie via het LIFE-BOVAR-project waarin Staatsbosbeheer, samen met Limburgs Landschap en enkele Duitse organisaties zorgen voor grotere aaneengesloten natuurgebieden en vooral meer voortplantingspoelen. “Met de poelen maken we een soort steppingstones, zodat de dieren die ervan afhankelijk zijn door de gebieden kunnen reizen en er uitwisseling plaatsvindt. Voor verschillende dieren leggen we ook verschillende soorten poelen aan.”
Bron: NatureToday.nl